
529. Ik vond
onlangs een nieuw bewys voor de stelling van PYTHAGORAS. Hier is het.
Door, als op nevenstaand voorbeeld, zes driehoeken te construeeren -
ieder gelyk aan den gegeven rechthoekigen driehoek - verkrygt men twee
gelyke kwadraten, AB en CD. *) Als men van elk dezer
figuren vier driehoeken aftrekt, bewyst de gelykheid van 't overschot
aan weerszy, wat er te bewyzen was.
Eenvoudiger kan het niet, dunkt me. Na dit bewys gevonden te hebben,
vernam ik dat er een werkje bestond, waarin dit onderwerp werd
behandeld. Ik schafte my dat boekje aan **) en vond
er myn demonstratie niet in. Ook meen ik dat geen der daarin
voorkomende bewyzen zoo aanschouwelyk en helder is als 't myne. Wie
beweeren mocht dat het reeds vroeger was gevonden, zou me verplichten
met de opgave waar het gepubliceerd is ? ***)
Professor HOFMANN kende 't niet, en ook STROOTMAN zou er wel melding
van gemaakt hebben, als 't hem bekend ware geweest. HOFMANN schynt een
speciale studie te hebben gemaakt zoowel van de propositie zelve, als
van de litteratuur over dit onderwerp.
Ik hoop dat niemand vragen zal welk nut het heeft,
te zoeken naar eenvoudiger bewyzen voor 'n bekende waarheid? Dit
streven leidt tot helderheid van opvatting, en gewent ons aan
duidelyke voorstelling. ,,Bien poser une question, c'est presque la
résoudre.'' Dit geldt zoowel in menschkunde, moraal, politiek,
enz. als in de eigenlyk gezegde wiskunde. De natuur kent al die
onderscheidingen niet. Zy streeft - onbewust - met één middel naar
één doel, en er is verband tusschen de helderheid van myn bewys voor
de stelling van PYTHAGORAS, en de eenvoudigheid der geloofsbelydenis
die ik neerlegde in de vertelling over LYSTERMANNETJE.
De leerlingachtige verdeeling in verschillende soort
van kunden, in logiën, is 'n gevolg onzer kleinheid,
die niet in-staat is, alles te-gelyk te omvatten. Wy ontleden waar de
Natuur samenvat, en spellen wat zy schryft. (491) Nu, schande
is 't niet, dat wy door spellen tot lezen moeten komen. Maar 't is van
belang, te onthouden dat ons spellen geen lezen is.
*)
Volgens het postulaat, zyn de zyden onderling gelyk, en de hoeken
recht. Dat de figuren AB en CD inderdaad vier zyden hebben, en niet
meer, wordt hieruit bewezen, dat overäl de tegen die zyden
aanliggende hoeken twee rechte uitmaken. (1865)
**)
De 47e Propositie van EUCLIDES,
door J.J.I. HOFMANN, hoogleeraar
in de wiskunde te Aschaffenburg, vertaald door H. STROOTMAN, lector
in de wiskunde, aan de militaire akademie te BREDA. (1865)
***)
Niemand heeft my de prioriteit betwist. (1872)
De stelling van Pythagoras is dat in
een rechthoekige driehoek het kwadraat van de lengte van de zijde die
niet eindigt in de rechte hoek gelijk is aan de som van de kwadraten
van de lengten van de zijden die wel eindigen in de rechte hoek.
Deze stelling werd voor 't eerst
tussen -600 en -500 gevonden, en heeft een bewijs in 't eerste boek
van Euclides, dat van ca. -300 dateert, en de toen bekende meetkunde
axiomatisch en logisch in kaart bracht.
't Belang van de stelling ligt 'm
vooral in 't feit dat men er de afstand tussen 2 punten kan vinden die
men niet empirisch kan meten, door een constructie als van Pythagoras
op te zetten waarin deze afstand als de diagonaal in een rechthoekige
driehoek functioneert, en waarvan de zijden die aan de rechte hoek
raken empirisch wel makkelijk meetbaar zijn.
Voor de liefhebbers is er een fraai en
geloofwardig verhaal van de filosoof Thomas Hobbes, over hoe
hij reageerde op 't lezen van deze stelling in Euclides, en een fraai
en ongeloofwaardig verhaal van de zuster van Blaise Pascal, hoe
Blaise als kind de eerste stellingen van Euclides zelfstandig vond en
bewees, in de volgorde waarin Euclides dat gedaan had. ('t
Ongeloofwaardige schuilt vooral in deze laatste toevoeging, en niet in
de geheel terechte suggestie dat Pascal een wiskundig genie was.)
Wat betreft: "Eenvoudiger
kan het niet, dunkt me": Toch
wel. 't Allerfraaiste bewijs is van de hand van de Chinezen, als ik 't
wel heb uit het jaar 200.
Hier is 't. Konstrueer een vierkant
ABCD, en neem op één van de zijden, bijvoorbeeld AB, een lijnstuk E en
pas dat af op alle zijden. Verbindt de vier gevonden punten. Je krijgt
een figuur als deze:

Laten we eerst bewijzen dat de
ingesloten hoek E1 aangegeven met een rode cirkel 90° is. Deze hoek is
samen met de twee die eraan grenzen - aangegeven met groen vierkant en
blauwe ellips - 180°. Maar A en
B vormen rechte hoeken (zijn immers de hoeken in een vierkant) en de
twee driehoeken zijn gelijk (met twee gelijke zijden en een gelijke
daardoor gevormde - rechte - hoek). Aangezien de som van de hoeken in
een driehoek 180° is volgt dat de hoeken
aangegeven met groen vierkant en blauwe
ellips
samen 90° zijn, waaruit
volgt dat de resterende ingesloten hoek gelijk 90° is. Dus de
ingesloten figuur is ook een vierkant, want de zijden zijn allen
gelijk en voor alle hoeken geldt hetzelfde argument.
Maar nu geldt het volgende eenvoudige
sommetje:
Noem de afstand AE1=a en E1B=d. Dan
is het grote kwadraat ABCD = (a+d)^2=a^2+2ad+d^2. Alle vier driehoeken
zijn gelijk, en twee samen tegenelkaar gelegd vormen een rechthoek ter
grootte van ad. De vier driehoeken samen zijn dus 2ad groot. Indien we
dit aftrekken van ABCD houden we het kleine kwadraat over dat daarmee
gelijk is aan de som der kwadraten van de twee zijden die de rechte
hoek vormen in ieder der vier driehoeken. Qed.
En wat betreft: "Wie
beweeren mocht dat het reeds vroeger was gevonden, zou me verplichten
met de opgave waar het gepubliceerd is?"
Ik heb begrepen dat 'tzelfde bewijs in 1832 gepubliceerd is door een
Engelse wiskundige. Dit betekent niet dat Multatuli 't niet zelf vond,
en ook vermindert het zijn prestatie niet: Immers, er zijn veel
bewijzen voor gezocht en gevonden door de eeuwen heen, omdat de
stelling van zo fundamenteel belang is, en het bewijs van Euclides
bepaald niet het inzichtelijkste is dat gegeven zou kunnen worden.
In ieder geval is 't een interessant
feit over de hele Westerse wiskunde dat het inderdaad niet te
verbeteren Chinese bewijs voor de stelling van Pythagoras bij mijn
weten nooit gevonden is in 't Westen, ondanks veel moeite.
Tenslotte moet ik iets toevoegen
over.... Neerlandici en wiskunde:
Het geval wil dat het meest
informatieve boek in één band over Multatuli K. ter Laan's
Multatuli Encyclopedie is. Het geeft namelijk
achtergrondsinformatie bij tal van namen en frasen die M. gebruikt in
zijn gepubliceerd werk. Dit
verheldert veel,
want Multatuli gebruikt veel verwijzingen en ongebruikelijke termen.
Kornelis ter Laan was 'de eerste
rode burgemeester van Zaandam' en leefde van 1871-1963 en de Multatuli
Encyclopedie is voor een groot deel zijn werk.
Maar hij slaagde er niet in e.e.a.
gepubliceerd te krijgen, en uiteindelijk is zijn werk na zijn dood uitgegeven door
een comité van Gediplomeerde Neerlandici met steun van "de gelden van het Prins
Bernhard Fonds", want moderne gediplomeerde Neerlandici plegen hun
nuttige werken alleen voor Staats-subsidies te verrichten en onder
leiding van Begeleidingscommissies.
Deze hooggeleerde Begeleidingscommissie - ik tel
in één alinea drie Neerlandistieke professor doctoren; twee idem
doctoren; en twee doctorandussen - streefde ernaar hun bewerking van
K. ter Laan's Multatuli Encyclopedie
uit te geven in het jaar 1987, waarin M. honderd jaar dood was.
Zoals ook gebeurde met de uitgave van de VW - 25 delen in 50 jaren
gesubsidieerde Neerlandistieke arbeid - nam de uitgave ietsje langer dan
begroot: Uiteindelijk zag het werk het licht in 1995 met steun van het
Prins Bernhardfonds, het ministerie van WVC, het Cultuurfonds van het
Bouwfonds der Nederlandse Gemeenten, de gemeente Zaanstad, de
Maatschappij der Nederlandse Letterkunde e.a. subsidiegevers.
Wat leert dit eminente gezelschap van
Neerlandistieke geleerden onder beheer van zwaar academisch getitelde
Begeleidingscommissies en gesubsidieerd door een groot deel der
Nederlandse subsidiegevers nu over ... de stelling van Pythagoras,
ondertussen 25 eeuwen oud en - ooit - onderwezen aan ALLE
Neerlandistieke hooggeleerden?
Bereid u voor paf te staan in
amechtige bewondering, lezer!
" Pythagoras, ca. 570-500
v.Chr., beroemd Grieks wijsgeer en wiskundige. zijn naam werd
vereenvoudigd door het naar hem genoemde theorema van de wiskunde: de
stelling van Pythagoras (a2=b2=c2)
"
Ja, deze volmaakte onzin staat er
écht - en uit de rest van het artikel (noch de hele Encyclopedie)
blijkt geen enkel begrip voor wiskunde, zelfs niet de
allerelementairste.
I rest my case.