Het aantal jaren waaruit hun voortplantingscycli bestaan is altijd een priemgetal, bijvoorbeeld dertien of zeventien jaar, maar nooit vijftien of zestien. Waarom moet die periode zo lang zijn, en vooral: waarom moet het aantal jaren een priemgetal zijn? Het antwoord is achteraf bekeken heel logisch. De zingcicaden verschijnen met tussenpozen van een groot, met een priemgetal overeenkomend aantal jaren. Hierdoor is de kans heel klein dat ze door predatoren (=roofdieren), die zelf elke 2, 3 of 5 jaar verschijnen, als een overvloed `herkend' worden.Bron: EOS magazine, november 1996, naar aanleiding van de uitgave van het boek Darwins Gevaarlijke Idee door Daniel C. Dennett over de evolutietheorie.Als de zingcicaden een periode van, zeg, zestien jaar hadden, dan zouden ze een zeldzame delicatesse zijn voor predatoren die elk jaar verschijnen, een betrouwbaarder voedselbron voor predatoren die er om de twee of vier jaar zijn en een vijftig-percentsgok voor soorten die om de acht jaar verschijnen. Als hun periode echter een priemgetal en dus geen veelvoud is van een kleiner getal, dan zijn ze en zeldzame delicatesse, die eigenlijk niet de moeite waard is voor elke soort die niet zo gelukkig is precies dezelfde periodiciteit te hebben.